DE BOVENLEIDING
De electrische tram in steden is al een oud verschijnsel.
Veel Nederlandse steden hebben een electrische tram gekend of hebben deze nog.
Zo ook mijn voorbeeld, de Gemeente Tram Nijmegen, kortweg G.T.N.
Emr 28 staat aan de eindhalte van lijn 2 aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen, in 1952 (foto E.J. Bouwman)
Geïnspireerd door het eenvoudige materieel en lijnenopbouw, rijdt er op de buitenbaan ook een electrische tram en net als het voorbeeld ook op werkende bovenleiding.
De electrische tram op de buitenbaan is een afgeleide van de tram die ooit in Nijmegen reed, maar net zo goed een Arnhems model had kunnen zijn.
Waarom een Nijmeegse tram?
De G.T.N. had trajecten die behoorlijk hellingrijk waren, zo hadden de motorwagens zwaardere motoren dan normaal in stadstrams, railremmen en een hogere spanning van 800V op de bovenleiding.
Op de buitenbaan komen ook hellingen voor en bovendien is bovenleiding een mooie toevoeging.
Als model van een stadstram heeft fabrikant L.G.B. al heel wat jaren dit model in de collectie en is het een dankbaar object om om te bouwen naar eigen believen.
Zo ook mijn model, wat in dusverre is aangepast, dat het een 30mm grotere stroomafnemer heeft dan L.G.B. standaard op deze modellen zet.
De balcons zijn alle gesloten gemaakt, de lichtkap verwijderd en de motorwagen heeft dubbele koplampen.
G.T.N. motorrijtuig 31 rijdt over het viaduct bij Berg en Dal, terwijl tramstel 30 + 103 er onder door rijdt op weg naar het eindpunt Berg en Dal bij Nijmegen, 11 juli 1952 (foto J.J. Overwater)
Op bovenstaande foto is enigszins een vergelijk te maken met hoe vroeger de tram
van Nijmegen, via Beek, naar Berg en Dal reed.
In de werktram reed een tijdelijke wagen mee, waarop een originele L.G.B. stroomafnemer zat gemonteerd met een verbreed sleepstuk, dat de nieuwe rijdraad tijdens het vast solderen op z'n plaats hield.
Aan de L.G.B. uithouder vooraan is een 8-vormig oogje gemonteerd, waaraan de rijdraad hangt.
Omdat het originele L.G.B. systeem enige beperkingen kent, waaronder de overspanning van maximaal 2 sporen, werd al snel naar een ander systeem gekeken.
Iets verderop is tussen twee losse masten een dwarsdraad gespannen waaraan de rijdraad kwam te hangen, ook daar hangen de 8-oogjes al, zij het nog niet gepositioneerd.
Op deze manier kon tot maximaal 4 sporen worden overspannen.
Omdat de schaarbeugels waren vergroot en de L.G.B. bovenleiding daarvoor te laag hing,
moest een ander systeem worden ontworpen.
Hierboven het hoogteverschil tussen de originele L.G.B. mast rechts en
het nieuwe masttype volgens eigen ontwerp, links.
Duidelijk te zien is het 8-vormige oogje waaraan de rijdraad hing, bij de
nieuwe masten is dat vervangen door een trekpijp (uithouder).
Tegen het 8-vormig oogje aan, drukt het sleepstuk van de B.B.C. schaarbeugel
van G.T.N. motorwagen 9.
In de nieuwe situatie staat de stroomafnemer 28mm hoger tegen de trekpijp aan, het geeft een natuurgetrouwer beeld.
Omdat trekpijp over de gehele breedte van de uithouder te monteren is, vergroot
dat de flexibiliteit van het bovenleidingsysteem.
Op de linker tekening het ontwerp voor de nieuwe bovenleidingmasten.
Het concept is vrij simpel: uit 1 staf van 1 meter en 6mm dik metaal
kunnen 2 masten gemaakt worden.
De uithouder is van 1,5mm autogeen lasdraad en de draad waarmee de
uithouder op z'n plek wordt gehouden, is van 1mm koperdraad.
Het geheel krijgt onderaan een stukje buis opgeschoven (inwendig 6mm) en wordt
door een vast gesoldeerde ring van 6mm als voet op de plaats gehouden.
De onderste 15 cm steekt in de grond (dit is meer dan voldoende).
De mast zelf steekt dus 35 cm boven het maaiveld uit.
Indien gewenst kan met een kleine wijziging de mastuithouder helemaal bovenaan
de mast worden gemonteerd, waarover dan een hangdraad komt te hangen om
bovenleiding met kettingophanging te kunnen maken.
Op de rechter tekening ligt een gemonteerde mast met dubbele uithouder.
Duidelijk is te zien dat de voet van de mast ruimschoots lager ligt dan op de
tekening eronder bovenkant spoorstaaf is aangegeven.
Dit verschil is 28mm.
Om de electrische energie van de rijdraad te kunnen onttrekken, zijn er diverse soorten sleepbeugels.
Of, zo U wilt, pantograaf, stroomafnemer, of zelfs Lyrabeugel.
Dit instrument zorgt voor doorvoering van stroom naar het tractievoertuig met
een gelijkmatige druk tegen de rijdraad aan.
Daar zijn weer specifieke waarden voor, die mij niet bekend zijn verder.
Wel het type stroomafnemer, zoals hierboven de Brown Boveri Compagnie S.A. van Zwitserse makelij.
Dit type stond op de meeste G.T.N. wagens destijds en zijn nu nog
te zien op enkele museumwagens van de H.T.M.
​
Rechtse inzet: een S.S.W. type B beugel
op de H.T.M. 816
Een ander, veel gebruikt, type schaarbeugel op oude tramwagens, was het S.S.W. type B.
S.S.W. staat voor Siemens Schuckert Werke A.G.
Deze beugel had een mee scharnierende draagbeugel voor het sleepstuk, ook wel zwikstuk genaamd.
Het model van de G.T.N. 9 is hier momenteel mee uitgerust, tot dat er twee identieke Lyrabeugels beschikbaar zijn.
Linkse inzet: nogmaals een S.S.W. type B beugel, ditmaal op loc 50 van de N.B.M.
Bovenstaande foto is gemaakt op de keerlus rond de remise, waar G.T.N. 9 met
bijwagen 107 onderweg is naar de halte.
Op het dak de S.S.W. type B beugel.
Bovenstaande foto is de advertentiefoto van de B.S.M. motortram.
Omdat dit van oorsprong een electrische tram is, zit op het dak nog een Lyrabeugel.
Vanwege het grotere motorvermogen en de daarmee ook hogere energieconsumptie van de tractiemotoren, reden tot ver in de jaren 30 van de vorige eeuw, de G.T.N. motorrijtuigen met twee Lyrabeugels.
Aan de eindpunten was de rijdraad hoger opgehangen, zodat deze Lyrabeugels bijna rechtop stonden.
Wanneer het motorrijtuig in tegengestelde richting de reis terug begon, klapte de beugels vanzelf om.
Het neerhalen ervan geschiedde met de leren riemen, die op halve hoogte aan beide beugels vast zaten.
​
G.T.N. 8 (nog met de oude 'Jugendstil'-beschildering) op de Grote Markt in Nijmegen, onderweg
op lijn 1 van Hengstdal naar St. Anna, via het Stationsplein in 1938.